zaterdag 25 januari 2014

Inteelt


Alvorens hierop in te gaan, op mijn stuk Outcross, deel 3 zijn drie nieuwe reacties binnengekomen. Wellicht is het beter dat de schrijfster van twee van die reacties, waarschijnlijk de mevrouw achter Netis Tala, haar reacties in het Duits plaatst. Dat maakt het een stuk duidelijker, aangezien het vertaalprogramma er dusdanig krom Nederlands van maakt dat het grotendeels onbegrijpelijk wordt.
 
Zoals u hebt kunnen lezen, is de kogel door de kerk. De Raad van Beheer is akkoord gegaan met het voorstel van de avls tot het doen van een outcrosss. Gedoseerd zullen honden van andere rassen worden ingekruist.

De grootste stommiteit die de Raad de laatste jaren ten aanzien van de Saarlooswolfhond heeft kunnen uithalen. Eerdere stommiteiten waren al het meewerken door diverse medewerkers van de Raad aan de stamboomfraude gepleegd door die fokster uit Frankrijk. U weet wel, die zogenaamd in Nederland zou wonen. De stommiteit daarna was het opleggen van een verbod aan de NVSWH ooit bij de Raad nog die naam van die fokster te noemen, zo werd op een ledenvergadering de aanwezigen voorgehouden.
 
Nu dan die outcross.
Ik heb ook het idee dat die algemene vereniging van look-a-like en surrogaatwolfhonden dit plan er uitsluitend door heeft kunnen drukken door het aanleveren van foutieve stamboomgegevens aan die deskundigen uit Wageningen.
Dat die mensen deskundig zijn, twijfel ik niet aan. Ik vraag me alleen af of die deskundigheid wel op praktijkervaringen berust of alleen theoretisch aanwezig is. Of is die praktijkervaring gebaseerd op onderzoeken bij landbouwhuisdieren?
Ongetwijfeld zal ik diverse mensen met deze stelling keihard tegen het zere been schoppen, maar dat moeten zij en ik maar voor lief nemen.
 
Laten we eerlijk wezen.
Gehanteerde argumenten tegen het hoge inteeltpercentage, dat wat mij betreft echter ook wel drastisch omlaag mag, zijn onder meer verminderde vitaliteit en het optreden van erfelijke aandoeningen.
Het is waar dat op geregelde tijden er kleine nesten of helemaal geen nesten geboren worden. Alleen speelt dit al tientallen jaren bij vele rassen. En iedere keer wordt zo’n periode weer gevolgd door een periode met grote nesten en vele nesten per jaar. Dit laatste ook natuurlijk weer doordat op zo’n moment eigenaren van teven toch hun verantwoordelijkheid nemen en besluiten mee te werken aan het fokprogramma van de betreffende rasvereniging.
 
Ik krijg alleen een nare smaak in mijn mond wanneer men met de drogreden “afwijkingen” komt. Vooral omdat niemand antwoord kan geven op de vraag hoe het dan in hemelsnaam mogelijk is dat bij de populatie Saarlooswolfhonden van de NVSWH, behalve dan die nog steeds onbekende vorm van PRA, géén erfelijke afwijkingen voorkomen. Dat had dan toch niet mogelijk kunnen zijn. Wellicht dat iemand met meer kennis dan ik op het gebied van kansberekening en dus statistiek hier antwoord op kan geven.
 
Aangezien het afgelopen tijd toch geen weer was in de volkstuin of op het balkon aan de slag te gaan en ik ’s avonds niets anders te doen had omdat op tv de herhalingen van de herhalingen voor de zoveelste keer herhaald werden en worden, ben ik weer eens uitgebreid in de online SWH database gaan zitten snuffelen. Nu echter met meer aandacht voor het IC dan in andere gevallen. Wel heb ik hierbij ook in aanmerking genomen dat van sommige honden de opgegeven afstamming foutief in die database staat.
 
Nemen we daarom bijvoorbeeld Andy-Harris from the Shadow of the Mountains. Geboren april 1998. Deze hond zou afkomstig zijn uit de kruising Quick x Tara of Male Kuryak. Althans, zo staat in die database. Het gevolg is dat die hond een IC heeft van 53,7%. Van Tara, geboren in 1995 zijn, m.u.v. de HD-uitslag, geen gezondheidsgegevens bekend. Datzelfde geldt voor haar ouders. Dan Quick. Van deze hond wordt gezegd dat hij last had van Cauda Equina Syndroom. Kwaadsprekers zullen dan ook gelijk kunnen roepen dat hij lijder DM was. In dat geval moeten zijn ouders Olrik Mortimer de Louba-Tar en Lupa Aura Zwart van Helmond minimaal drager geweest zijn. Van beide honden is op dit gebied niets bekend.
Echter, Quick is de vader helemaal niet van dit nest. Er is door onderzoekers alleen achterhaald dat het gaat om de hond C.. z. Polonin en daardoor bleven Car en zijn broer Cek over. Het inteeltpercentage van Andy-Harris is daarom niet 53.7% maar 0%. Hij is echter wel bewezen drager van DM. Omdat Quick hier niets mee te maken had, kan dit dragerschap vererfd zijn vanuit de moeder (Lupa Aura) of vanuit de vader. Gelet op vele andere gevallen gok ik op de vaderhond.
 
Interessanter wordt het met de kruising Quick x Roxy Wilka de Louba-Tar. In dit geval is bewezen verklaard, volgens ingewijden, voor het tuchtcollege van de VDH dat de echte vader de TWH-reu Burbon Kanyéo is. De VDH heeft daarop de stambomen van de nakomelingen uit dit nest, het E-nest van Hunter of the North, ongeldig verklaard. Op internet een IC van 55.8%, in werkelijkheid moet ook dit dus 0% zijn. Bovendien zou dit hele nest uit die online database verwijderd moeten worden omdat het bewezen bastaarden zijn.
 
Eén van de meest bekende en zeker twaalfmaal ingezette reuen is Zazi Zen Daoina Sidhe, wat volgens geruchten één van de vele kennelnamen was van die Frans/Nederlandse fokster. Volgens opgave afkomstig uit Senna en Sidhe Flann de Louba Tar. IC derhalve van ruim 60%. In werkelijkheid heeft Senna, volgens zijn eigenaar, nooit gedekt maar is de werkelijke vader de TWH-reu Ch. Rop z Kladenske. Dat betekent dus dat het IC van de Zazi Zen 0% moet zijn.
 
In alle drie genoemde gevallen gaat daardoor ook het IC van de nakomelingen omlaag.
 
Kijken we nu nog eens naar de NVSWH. Doorbordurend op de nalatenschap van Leendert Saarloos. In 1976 was het gemiddelde IC van de populatie 40,17% oplopend naar 48,33% in 1982 onder verantwoording van M. Saarloos.
Toen in 1982 de NVSWH gedwongen werd drastisch in te grijpen om het ras van de ondergang te redden, steeg daardoor het IC naar 51,55% in 1986. Twintig jaar later, dus in 2006, stond dit IC op 54,41%. Een stijging van 2,86%, met andere woorden per jaar een toename van 0,14%. Dat zijn 5 generaties (hierbij stel ik een generatie op 4 jaar), dus per generatie een toename van 0,57% en dat zonder dat er sprake was van het optreden van de erfelijke aandoeningen die buiten de NVSWH voorkomen. Voorwaar, toch niet slecht gedaan.
 
Kijken we nu naar de populatie buiten de NVSWH over diezelfde periode dan zien we een IC van 44,34% in 1986 oplopen naar 45,56% in 2006. Dus een totale toename 1,22% ofwel 0,06% per jaar. Op het eerste gezicht zou je dan zeggen dat de fokkers buiten de NVSWH het veel beter gedaan hebben en roept dat dus vraagtekens op over het optreden van al die erfelijke aandoeningen binnen die populatie. Maar hou je dan rekening met al die honden van andere rassen die ingekruist zijn, dan slaat de balans naar de andere kant door. Dan heeft men het dus een stuk slechter gedaan.
 
Het is daarom wel opmerkelijk dat het iets sterker stijgen van het IC bij de NVSWH ten opzichte van de populatie daarbuiten niet geresulteerd heeft in het optreden van al die aandoeningen die we kennen bij die andere, niet raszuivere, populatie.
Dat rechtvaardigt mijns inziens de stelling dat het optreden van die grote hoeveelheid erfelijke aandoeningen niets van doen heeft met een, al dan niet geringe, toename van het IC maar simpelweg het gevolg is van het inkruisen van die vreemde rassen.
Gelet dan ook op de voorgestelde rassen hou ik mijn hart vast voor de gezondheid van die al lang niet meer raszuivere populatie. Ik vrees dat er nog meer aandoeningen het licht gaan zien gedurende de looptijd van deze outcross-exercitie.
 
Geen wonder dus dat steeds meer fokkers buiten de NVSWH alle mogelijke moeite doen combinaties te verzinnen waar in ieder geval ex-NVSWH honden bij betrokken zijn. Dus nakomelingen van Tunka, Solo, Blizzard, Honehe. Alleen niet met het idee het IC omlaag te brengen maar uitsluitend om het optreden van erfelijke aandoeningen tot een minimum te beperken. Maar ook omdat men, zoals men ruiterlijk toegeeft, het type Saarlooswolfhond van de NVSWH het enige juiste type vindt.

Zoals geschreven, het toepassen van een outcross heeft onder andere tot doel het IC omlaag te brengen. Gelet daarom op die zeer geringe toename van het IC buiten de NVSWH is een outcross helemaal niet nodig, anders dan om het eigen ego op te poetsen: “Tweede redders van het ras” staat leuk op je CV als je belangrijk wilt lijken binnen de kynologie en helemaal binnen de “inner circle” van de Raad.
 
Ook zou een hoog IC verantwoordelijk zijn voor verminderde vitaliteit en lagere levensverwachting. Hoe is die verminderde vitaliteit te verklaren wanneer afgelopen jaar meer dan 300 Saarlooswolfhonden het levenslicht gezien hebben? Hoe is het voorts te verklaren dat er nog steeds honden overlijden op leeftijden van meer dan 15 jaar? Dat kan dan toch niet.

Waarop zijn die uitspraken gebaseerd. Bij welke diersoorten heeft men dit onderzocht of is er sprake van een theoretisch model. Helaas zijn veel van dit soort onderzoeken nooit verder gekomen dan het schoolbord en de statistische bewijzen. De praktijk bewijst keer op keer het tegendeel.
 
Zoals geschreven moet je bij het bereken van het IC en het op basis daarvan rechtvaardigen van een outcross uit gaan van de juiste gegevens. Het is al vele malen op internet gezet dat je niet moet vertrouwen op de online Saarlooswolfhonden database van dhr. Frantz noch op de database die momenteel door de avls gebruikt wordt. Volgens mij is dat simpelweg een kopie van de database van dhr. Frantz, dus kom je dezelfde fouten tegen.
 
Bij het doorspitten van die database viel mij namelijk op dat uit een ouderpaar dat vrij getest is voor het gen voor Dwerggroei een nest geboren wordt waarvan 1 pup drager is van dat gen. Dat kan dus betekenen dat:
  1. er een fout gemaakt is bij het invoeren in die database of
  2. dat de er bij de ouders een foutieve uitslag staat bij het voorkomen van het gen voor Dwerggroei of dat
  3. die test niet deugt.
In dit laatste geval houdt dat in dat, ondanks dat honden vrij getest zijn voor het gen voor Dwerggroei uit een kruising van ‘vrije’ honden toch een drager geboren kan worden. Dan zou hypofysaire dwerggroei door meerdere genen veroorzaakt worden, net als dat volgens de deskundigen het geval is met DM. Dan kan je testen wat je wilt, maar heb je nog geen zekerheid.
Ik denk echter dat die test wel goed is, maar dat dit voorbeeld opnieuw aangeeft dat je de informatie die je haalt uit die database met een grote korrel zout moet nemen. Maar dat was al bekend.

Omdat de NVSWH toch al gul is met het uitgeven van de pegulanten lijkt het mij beter niet langer reiskosten van leden te vergoeden opdat zij naar bijeenkomsten kunnen komen, maar is het volgens mij een uitgelezen kans van een groep honden DNA-materiaal af te nemen en te laten onderzoeken. Niet alleen op de erfelijke afwijkingen DM en Dwerggroei, om dus te bewijzen dat die niet in onze populatie voorkomen, maar ook om gebruik te maken van onderzoek naar het Y-chromosoom. Hiermee bestaat de uitgelezen kans duidelijk te maken dat de populatie raszuiver is.

Vervolgens gaat men ook op dit gebied samenwerken met de avls. Men pakt daar een paar reuen uit de lijnen waarvan iedereen, inclusief leden van de avls waarvan interviews in dat nieuwsblaadje staan, weet en roept dat daar honden van andere rassen inzitten en vergelijkt vervolgens die DNA-uitkomsten. Op het moment dat daar onverklaarbare afwijkingen in zitten, is het bewijs geleverd dat er gefraudeerd is en dat er dan ook geen outcross noodzakelijk is. Zou van alle reuen het Y-chromosoom wijzen naar een gezamelijke voorvader dan zijn de criticasters direct de mond gesnoerd en heeft men een goed argument voor een outcross.
Wat denkt u? Op welke uitkomst zou u uw geld zetten?

Afsluitend nog even terugkomend op het laatste clubblad van de NVSWH. Had ik in mijn vorige stuk nog even gerefereerd naar het vermelden van de tentoonstellingsuitslagen op de website en meer op het “afwijkende” taalgebruik, diezelfde opmerking geldt ook voor het clubblad. Ook daar wederom die rare grammaticale constructie van enkelvoud en meervoud.
Nogmaals wil ik de redacteur of redacteuren van het clubblad en vooral de persoon die verantwoordelijk is voor de tentoonstellingsuitslagen erop wijzen dat in keurrapporten al jaren gesproken wordt over type en niet over tijpe. Sterker nog, dit woord bestaat niet eens.

We weten voorts allemaal dat iedere hondeneigenaar wel één of meer ‘koosnamen’ of 'bijnamen' voor zijn hond of honden heeft verzonnen. Ik heb voorts geen idee wat de opleiding tot keurmeester allemaal inhoudt, maar ik neem niet aan dat hij of zij tijdens de opleiding ook stage moet lopen op één van de politiescholen. Ik vraag me daarom af hoe de keurmeester op afgelopen Winner tentoonstelling tot het besluit is gekomen dat Whitefang’s Ajia Ishani beschikt over een goede boevenbelijning. Heeft deze hond in een gestreept pakje door de ring gelopen of is er sprake van een rasgebonden jargon?
Gelukkig daarom dat Joscha in het bezit is van rechete benen, hoewel ik ook die uitdrukking nog niet eerder tegengekomen ben. Ach, een mens is nooit te oud om te leren en heb ik nog vele jaren om mij de kynologische terminologie eigen te maken voor het geval ik ooit eens als exposant op een tentoonstelling te vinden ben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten