Het lijkt alsof er de laatste tijd weinig op kynologisch
plaatsvindt wat het melden waard is. Het kan natuurlijk ook zijn dat men zich
op allerlei mogelijke manieren heeft voorbereid op de Olympische Winterspelen
waardoor de kynologie wat op de achtergrond geraakt is.
Gelukkig dat dan af en toe iets interessants onder de aandacht gebracht wordt.
Gelukkig dat dan af en toe iets interessants onder de aandacht gebracht wordt.
In het laatste blad "Lutra" van de "Zoogdierenvereniging
Nederland" staat een heel interessant artikel over de “beroemde” wolvin van
Luttelgeest, die vorig jaar de gemoederen danig had beheerst.
Voor de gemiddelde lezer zal het betoog ietwat technisch
overkomen vanwege de opsomming van de resultaten van het DNA onderzoek. Vooral
de verwijzing naar de microsatellieten zal voor de meeste lezers abracadabra
zijn. Het geeft echter wel aan wat momenteel allemaal mogelijk is met dat DNA.
Het onderzoek naar het mitochondriaal DNA gaf in elk geval aan dat de moeder
van dit Luttelgeestse dier absoluut een wolvin was. Kijk, dan kom je een heel
eind. De uitslag van de rest van het onderzoek, het vergelijk met DNA van
andere populaties, zoals wolven, honden en wolfhond-hybriden, maakte duidelijk
dat ook de vader een wolf was en dat het dier genetisch gerangschikt kon worden
onder de dieren die thuishoorden in de omgeving van de Karpaten. Ook het DNA
van de in de maag gevonden restanten van de bever wees op die omgeving.
Het had echter ook interessant geweest wanneer men een
indicatie had gegeven van het prijskaartje dat aan dit DNA onderzoek heeft
gehangen. Dan had men in de SWH-wereld kunnen beslissen of het zinvol geweest
zou zijn een dergelijk onderzoek ook uit te (laten) voeren op een aantal
Saarlooswolfhonden om niet alleen beide populaties met elkaar te vergelijken
maar ook om te kijken of het verschil in microsatellieten erop zou duiden dat
er bij de raszuiverheid van bepaalde honden vraagtekens gezet konden worden.
Dat dit mogelijk moet zijn, is in het verleden al een keer
gebleken toen bij Saarlooswolfhond, die volgens kenners meer weg had van een
Tsjechoslowaakse Wolfhond, DNA-afstammings onderzoek verricht werd. Naar men
zegt zou gebleken zijn dat van dat dier 50% van het DNA niet afkomstig kon zijn
vanuit de Saarlooswolfhond, maar dat niet hard te maken was waar het dan wel
vandaan kwam. Deze uitslag is door de fokster met beide handen aangegrepen om
de zogenaamde vaderhond nog diverse malen voor de fokkerij in te zetten.
Toevallig stond in de Hondenwereld nr 1 van 2014 een artikel
over de Fokkerstour 2013 van de Raad van Beheer. In deze lezingencyclus wordt
door dhr. Mandigers ingegaan op DNA en hoe hier mee om te gaan binnen de
rashondenfokkerij. Eén van zijn opmerkingen was dat gewaakt moest worden voor
overselectie.
Dit fenomeen was bij vele fokkers al bekend en hiermee werd in het verleden binnen de NVSWH al ernstig rekening gehouden. Daarom werden teven slechts beperkt ingezet en werden bepaalde combinaties slechts zelden herhaald. Maar ook werd er voor gekozen niet al te veel honden uit hetzelfde nest voor de fokkerij in te zetten. Spreiding van foklijnen dus. Dit in tegenstelling tot sommige SWH-fokkers die bepaalde reuen massaal inzetten, dit gebeurt trouwens nog steeds, maar ook zo’n beetje complete nesten voor de fokkerij inzetten.
Dit fenomeen was bij vele fokkers al bekend en hiermee werd in het verleden binnen de NVSWH al ernstig rekening gehouden. Daarom werden teven slechts beperkt ingezet en werden bepaalde combinaties slechts zelden herhaald. Maar ook werd er voor gekozen niet al te veel honden uit hetzelfde nest voor de fokkerij in te zetten. Spreiding van foklijnen dus. Dit in tegenstelling tot sommige SWH-fokkers die bepaalde reuen massaal inzetten, dit gebeurt trouwens nog steeds, maar ook zo’n beetje complete nesten voor de fokkerij inzetten.
Verder werd er bij de NVSWH absoluut niet gekeken naar wat
de voor de fokkerij in te zetten dieren op tentoonstellingen behaalden. Met
andere woorden, zelfs honden die nooit op een tentoonstelling kwamen werden
voor de fokkerij ingezet.
Het is daarom ook nog steeds een raadsel waarom vele
rasverenigingen in hun fokreglementen de eis hebben opgenomen dat een dier op
één of meer tentoonstellingen een bepaalde kwalificatie behaald moet hebben.
Voldoet een eigenaar/fokker niet aan die eis dan wordt niet via de betreffende
vereniging bemiddeld en moet die fokker het zelf maar uitzoeken.
Nogmaals, zelfs een hond die nooit naar een tentoonstelling
gaat heeft eigenschappen die in de fokkerij bruikbaar zijn en die dus invloed,
zowel positief als negatief, op het ras kunnen uitoefenen. Een gewetensvolle
fokker zet natuurlijk nooit een zieke hond in of gebruikt nooit een hond
waarvan men bijna zeker kan stellen dat die nakomelingen zal voortbrengen die
v.w.b. de kwaliteit van het ras nooit geboren hadden mogen worden.
Ook echter gaf dhr. Mandigers aan dat ziektes, hierbij
inbegrepen de erfelijke aandoeningen, niet alleen bepaald worden door de
genetische achtergrond maar ook door factoren als milieu, stress, voeding en
medicatie.
Dit is een interessante uitspraak.
Dit zou, zwart-wit genomen, betekenen dat bijvoorbeeld DM of
Hypofisaire Dwerggroei niet alleen genetisch maar ook door het milieu bepaald
worden. Van bijvoorbeeld HD was dat al bekend. Deze aandoening wordt voor
ongeveer 20% bepaald volgens sommige wetenschappers en voor de overige 80% door
het milieu: teveel voeding met veelal als gevolg te dikke honden, traplopen op
te jonge leeftijd, te lange wandelingen met puppen, teveel wandelen met puppen
op zachte ondergrond, enz.
Ik vraag me alleen af hoe we dit dan moeten zien bij DM of
Dwerggroei. Bij Dwerggroei is er sprake van een niet goed functionerende
hypofyse waardoor een bepaald hormoon of bepaalde hormonen die van invloed zijn
op de groei niet of onvoldoende worden aangemaakt. Dit is dus genetisch
bepaald. Welke andere zaken zijn dan van invloed. Medicijnen, slechte voeding,
stress omdat de hond in een kennel zit opgesloten? Hetzelfde geldt dan voor DM
waar echter meerdere genen bij betrokken kunnen zijn.
Ik ben daarom van mening dat, wanneer men een dergelijke
uitspraak doet, men ook met voorbeelden moet komen. Geef dan aan waarop die
uitspraak gebaseerd is. Dat geeft niet alleen duidelijkheid maar drukt
eigenaren, fokkers, en anderen ook direct met de neus op de feiten. Om een
dergelijke uitspraak te doen, moet er bewijs zijn dat dat inderdaad zo is.
Ook interessant is zijn uitspraak dat één (genetische)
aandoening binnen een populatie niet erg is, maar dat het een ander verhaal
wordt wanneer daar meerdere aandoeningen tegenover staan.
Wanneer we dit projecteren op de Saarlooswolfhond kunnen we
stellen dat het voorkomen van PRA (even afgezien van welke vorm) bij de
populatie van de NVSWH niet erg is omdat het de enige (tot nu toe) bekende
genetische aandoening is.
Een ander verhaal wordt het echter ten aanzien van de
populatie buiten de NVSWH waar op dit moment tien tot vijftien erfelijke
aandoeningen voorkomen. Hoe moet je daar dan mee omgaan in je fokkerij. In
feite moet je constateren dat binnen zo’n populatie het niet langer verantwoord
is te fokken omdat de kans op optreden van erfelijke aandoeningen bij de
nakomelingen levensgroot aanwezig is. In dat kader bezien is de wens tot het
doen van een outcross natuurlijk weer niet zo vreemd.
Het vreemde echter en nog steeds heeft niemand daar een
zinnig antwoord op gegeven, niet dat een antwoord verwacht werd, is hoe men
binnen die outcross commissie in hemelsnaam met de eerder genoemde rassen op de
proppen is gekomen. Is dat alleen omdat die rassen verwant zijn aan de
Saarlooswolfhond? Waarom dan die Hollandse Herder. Binnen de SWH is nog nooit
ter sprake gekomen dat in het verleden een hond van dat ras gebruikt is. Over
de andere drie rassen zullen we maar zwijgen. Nog steeds is die keuze
onbegrijpelijk. Inteeltpercentage terugbrengen is één, maar als daardoor de
mogelijkheid bestaat dat meer erfelijke aandoeningen ingekruist worden moet je
die commissieleden toch met een ijskoude douche weer met beide voeten op aarde
zetten.
Zoals gezegd, er lopen genoeg andere rassen op deze
kynologische wereld rond die, juist omdat zij niet verwant zijn aan de
Saarlooswolfhond, toch een bijdrage kunnen leveren aan het probleem buiten de
NVSWH omdat zij kenmerken vertonen die wel bij de SWH passen. Je moet wat meer
moeite doen om dan de juiste hond te pakken te krijgen, maar wat men nu voor
ogen heeft is niets meer of minder dan een snel en gemakkelijk lapmiddel. Een
beetje in de trant van: “Beste leden, omdat uw bestuur teveel geld uitgeeft aan
het fêteren van de leden en daardoor het bestuursdiner in geding komt, gaan we
de contributie verhogen. De ‘tering naar de nering zetten’ is een uitdrukking die
niet op ons van toepassing is.” Van een echte visie ten aanzien van de toekomst
van de SWH buiten de NVSWH is mijns inziens geen sprake.
Nu toch het financiële onderdeel ter sprake is gekomen, wil
ik echter voor de penningmeester van de NVSWH dispensatie vragen ten aanzien van
een uitgave die in de zeer nabije toekomst gedaan moet worden. De laatste tijd
zijn er nogal wat reclames op TV van onderwijsinstituten, die het mogelijk
maken individueel dan wel klassikaal allerlei cursussen te volgen. Uiteraard
met de nodige prijsverschillen, die hoop ik niet in de kwaliteit van de lessen
tot uiting zullen komen. Ik stel dan voor dat op komende Algemene Leden
Vergadering het bestuur mandaat krijgt het bestuurslid, tenslotte zou het
bestuur alles zelf in hand houden, verantwoordelijk voor de website een
snelcursus Nederlands te laten volgen. Heeft deze persoon eindelijk begrepen
dat het werkwoord in het enkelvoud staat wanneer het onderwerp ook enkelvoud is
en meervoud bij meervoud, voor het overige is het nog steeds tenenkrommend wat
we op de website van de vereniging tegenkomen.
Ik krijg dan ook het stellige idee dat niemand, maar dan ook
niemand van de leden, inclusief de overige bestuursleden, zich interesseert
voor de website. Maar dit betekent ook dat er van buiten de NVSWH totaal geen
belangstelling is voor die website.
Ik kan het die mensen niet eens kwalijk nemen. In de eerste
plaats staat er buiten de aankondiging van een wandeling niets anders op dan
tentoonstellingsuitslagen. Als ik als belangstellende klik op “Lees Meer” bij
“Fotoalbum” krijg ik tot mijn grote
vreugde drie foto’s te zien, die dubbel gepresenteerd worden. Klikken op één
van die foto’s geeft een paar foto’s van honden in actie, enz. Waar is die
uitgebreide collectie foto’s te vinden dan? Kijk ik verkeerd of is dit een
gevalletje van grootspraak.
Vervolgens toont men een kalender. Leuk, zo’n ding staat ook
in mijn agenda. Alleen zijn daar de data gemerkt waarop van mij bepaalde dingen
verwacht worden. Bij de NVSWH? Niets. Geen datum waarop de ledenvergadering
plaatsvindt, geen datum van de clubmatch, enz. Dus is het alleen pagina-vulling,
want de datum van vandaag zie ik ook terug op de voorpagina van de krant of op
de kalender in de keuken. Had daar dan iets geplaatst wat meer richting Saarlooswolfhond/NVSWH
gaat.
Het ergste echter, en daarom vraag ik toestemming voor die
cursus Nederlands, is dat men het presteert om te schrijven en ik citeer
“Tevens werdt op deze” einde
citaat. Leest u het goed? WERDT met DT. Hoe haal je het in je hoofd. Als je
als vertegenwoordiger van een vereniging zoiets durft te schrijven en als de
rest van het bestuur dit niet eens in de gaten heeft en ook niet in de gaten
heeft dat dit vaker voorkomt, dan vrees ik toch echt dat het met de vereniging
totaal de verkeerde kant op gaat. Dan betwijfel ik ook of men de materie rond
DNA, erfelijkheid, fokkerij, enz. wel zal begrijpen en dan moeten we ons toch
echt gaan afvragen of de NVSWH nog wel te redden is. En dan nog durft één van
de leden te beweren dat de website er goed uitziet. Bij zo’n uitspraak, maar
zeker bij degene die een dergelijke uitspraak doet, moet je dan ook gelijk vraagtekens
zetten.
Als je je als vereniging op de digitale snelweg wilt
presenteren, moet je dat goed doen. Zeker wanneer je beseft dat alles wat op
internet geschreven wordt tot in lengte der dagen terug te vinden is. Dan kan
je Facebook wel interessant vinden, maar dat is, afgezet tegen een goede
website niets meer of minder dan een zeer vluchtig medium. Een medium waarop
het vaak belangrijker is te melden dat je thuis bent van school of werk en dat
je spruitjes gaat eten en waarop veel informatie een korte levensduur heeft.
Dit in tegenstelling tot een website waar een vereniging zich juist kan
onderscheiden van een andere vereniging die, in het geval van de NVSWH,
hetzelfde ras vertegenwoordigt.
Maar ja, als je eerder genoemde grammaticale blunders begaat en laat begaan, mogen we ook op dit punt (website versus Facebook) geen al te hoge verwachtingen koesteren.
Maar ja, als je eerder genoemde grammaticale blunders begaat en laat begaan, mogen we ook op dit punt (website versus Facebook) geen al te hoge verwachtingen koesteren.
Ook al hebben wij er als gezin dikwijls lol om, is het eigenlijk beschamend dat een bestuurslid van de NVSWH teksten vol taalfouten op de officiële webside plaatst.
BeantwoordenVerwijderenOm hem een beetje op weg te helpen een uitleg over de Nederlandse taal.
Hans
Lesje in taal
Wie gisteren ging vliegen zegt heden: ik vloog. Dus zegt u misschien van wiegen: ik woog? Nee, want ik woog is afkomstig van wegen, maar... is nu ik voog een vervoeging van vegen.
En dan het woord zoeken vervoegt men: ik zocht. En dan dus hoort bij vloeken misschien ook: ik vlocht? Alweer mis; want dit is afkomstig van vlechten. Maar hocht is geen juiste vervoeging van hechten.
Bij roepen hoort: ik riep, maar bij snoepen geen sniep. Bij lopen hoort liep, maar bij kopen geen kiep. En evenmin hoort bij slopen: ik sliep. Want dat is afkomstig van het schone woord slapen. Maar zeg nu weer niet: ik riep bij het werkwoord rapen. Want dat komt van roepen en u ziet terstond. Zo draaien we vrolijk in een cirkeltje rond.
Van raden komt ried, maar van baden geen bied. Dit komt van bieden (ik hoop dat u het ziet). Ook komt hiervan: bood, maar van wieden geen wood. U ziet de verwarring is akelig groot.
Nog talloos meer voorbeelden kan ik u geven. Want gaf hoort bij geven, maar laf niet bij leven.
Men spreekt van: wij drinken, wij hebben gedronken. Maar niet van wij hinken, wij hebben gehonken.
Het is: ik eet en ik at, niet: ik weet en ik wat. Maar ik weet en ik wist, zo vervoegt men dat.
Maar schrijft u nu niet bij vergeten: vergist; Dat is een vergissing, ja moeilijk is 't,
Het volgend geval is bijna te bont. Bij slaan hoort: ik sloeg, niet ik sling of ik slond. Bij gaan hoort ik ging, niet ik gong of ik gond. Bij staan niet ik stoeg of ik sting, maar ik stond.
Zo kan men wel doorgaan tot de volgende week. Maar lezer, u raakt dan zeker van streek. Van al deze onzin, die toch gewis van onvervalst Hollandse oorsprong is.
Gelukkig ben ik toch niet de enige die zich ergert aan die grammaticale blunders. Vraag is of men dit lesje Nederlandse taal ter harte neemt.
BeantwoordenVerwijderenBarend